Zo’n drieduizend glippers teisteren dagelijks de Amsterdamse metrostations. Glippers zijn hele enge mensen, die de toegangspoortjes passeren door vlak achter hun voorganger aan te scharrelen. Op die manier bereiken ze zonder te betalen de metro. Hun gedrag is een gevaar voor de veiligheid op de stations, maar vervelender is dat deze proleten bij medereizigers het bloed onder de nagels vandaan halen met hun geglip. Anderen braaf een kaartje laten kopen en daar vervolgens ondankbaar misbruik van maken.

Glippers. Het zijn de bumperklevers van het openbaar vervoer. Types, die op een verjaardag de laatste met spek omwikkelde dadel voor je neus weg grissen, je recht in je gezicht uitlachen en vervolgens hun actie goed praten met een slechte grap. “Tja, iemand moet ‘m pakken hè?” Gewoon heel naar volk dus, dat je geen greintje respect kunt gunnen. Glippend door het leven gaan, enkel om voor nop te kunnen reizen. Treurig.

Nee, dan liever de computernerds. Een aantal knappe koppen is het met een briljant staaltje denkwerk gelukt om voor niets te reizen met de metro. En met bus en trein, want ze kraakten namelijk de OV-chipkaart. Applaus voor de Willie Wortels van deze tijd, die veel lof oogstten met hun actie. Terecht. Overheid en vervoersbedrijven werd flink de les gelezen en op ludieke wijze voor schut gezet. Glippers bereiken hetzelfde doel als deze slimmeriken, maar dan op een manier die slechts walging verdient. Pure walging. Misselijkmakend geschuifel bij de metro voor een paar armzalige rotcenten. Willekeurig nietsvermoedende reizigers in de kont kruipen om een euro te besparen op een ritje Gein – Wibautstraat. Als vale gieren cirkelen ze rondjes in de stationshal. Op zoek naar achteloze burgers waar ze geniepig achteraan kunnen sneaken.

Ik stel me voor wat voor stereotype mens een glipper is. Ik denk aan een werkloze vrijgezel met een minderwaardigheidscomplex van hier tot ginder. Voeg daar de sociale vaardigheden van een autistische bromvlieg aan toe en voilà, je hebt een standaard glipper. Elke dag weer ondernemen ze op metrostations een poging tot contact met de medemens en tegen beter weten in, hopen ze dat er na het samen glippen door het toegangspoortje soort van een band ontstaat. Dat het die ene persoon is, die ze redt uit hun zielige, zinloze bestaan. Maar even zo vaak komen ze ’s avonds gedesillusioneerd en wanhopig thuis na weer drieëntachtig scheldkanonnades en middelvingers van boze reizigers. Gratis. Dat wel.