Surinamers en werklust, volgens het cliché zijn die twee onverenigbaar. Een klasgenoot met Surinaamse roots schreef eens een stukje over de oorsprong van het vooroordeel: dat Surinamers na de onafhankelijkheid als Nederlands staatsburger naar dit leefbare paradijs aan de Noordzee trokken, alwaar velen niet op de werkvloer maar in de bijstand belandden, waarna het idee ontstond dat de Surinamers overgestoken waren om te profiteren van de verzorgingsstaat. Voilà vooroordeel: Surinamers zijn lui. Of clichés en werkelijkheid wel verenigbaar zijn, betwijfel ik ten zeerste.

Maar hé, enig idee hoe veel nationale vrije dagen de kalender van de Republiek Suriname telt? Zestien stuks op jaarbasis. Dit kalenderjaar telt zelfs een zeventiende: woensdag 5 juni was een vrije dag vanwege de herdenking van 140 jaar Hindoestaanse Immigratie. Ter vergelijking: een Nederlands kalenderjaar telt tien nationale vrije dagen. Wat nou leefbaar paradijs aan de Noordzee?

Voordat ik straks spijkers in mijn bara vind, wil ik zeggen dat ik bovenstaande niet aanstip om clichés over Surinamers te staven. Het punt dat ik wil maken is dat we kunnen leren van Suriname. Nederland kan zich laten inspireren door Surinaams beleidvoeren – al hoeft die inspiratie niet verder te gaan dan de vrijedagennorm. Op Samsom en Rutte kun je afgeven, als ik verhalen over Bouterse en Brunswijk hoor, prijs ik dit land gelukkig met een liberale lachebek en een sociaal-democratische gabber in het centrum van de macht.

Maar goed, inspiratie. Ik ben van mening dat meer vrije dagen het Nederlandse leefklimaat zullen verbeteren. Minder werken zal ons goed doen. De werkdruk neemt af en daarmee ook het chagrijn, de stress en het aantal burn-outs.

De werklast blijft gelijk, maar wordt onderling verdeeld. Mensen met een drukke baan hoeven niet meer op hun tandvlees te lopen en de talloze werklozen van nu hebben weer iets om handen. Gevolg: iedereen een kortere werkweek. “Maar men verdient ook minder”, hoor ik u zeggen. Klopt, dat moeten we voor lief nemen.

Wat ervoor in de plaats komt is een prima welvaartsremplaçant: welzijn. Met de tijd die vrijkomt door de afname van werklast kan men lijnen trekken op het voetbalveld, bardienst draaien bij de tennisclub, collecte lopen voor het Longfonds, een decor bouwen voor de toneelvereniging, een hockeywedstrijd fluiten. Daar kikker je van op!

Afname werkdruk, stijgend welzijn, dalende werkloosheid, impuls voor het maatschappelijk middenveld: redenen genoeg om meer nationale vrije dagen op te nemen op de jaarkalender.

Waarom probeer ik mijn idee nog te verkopen als politieke verhandeling? Vooruit met de geit: ik verlang gewoon terug naar de zomervakantie!